Ja, die titel klopt. Arm als kerkmuizen, zitten we er toch warmpjes bij! En je zou het bijna vergeten met al dat mooie weer, maar dat is toch echt wel eens anders geweest: met de muts op en handschoenen aan achter de computer. Gezellig rond het haardvuur met aan de ene kant een gloeiende dij en de andere zijde vrieskou. Met een bevroren neuspuntje boven het beddengoed uit. Dit is de vierde winter en dan gaat de romantiek van het koulijden er wel een beetje af. Sinds we de loggia kunnen afsluiten, hebben we visioenen van een houtkachel die ook de vloeren van de bovenverdiepingen opwarmt. In de winter is het een mooie buffer tussen ‘echt buiten’ en ‘echt binnen’ en in het voorjaar haalt het de kilheid weg uit de eetgelegenheid. Hoeven jullie niet meer van het diner te genieten met een jas aan en een dekentje op schoot. En de grote verandering binnen. Daar zijn wij overgegaan tot een beproefd recept: de tegelkachel. Men neme een loodzwaar apparaat voorzien van vrolijke tegels die je in een uur of 12 op temperatuur stookt. Als je er dan eens in de 3 uur een flink blok in gooit houdt het je hele huis op een graad of 20, in zijn eentje! Je hoort het al, wij zijn dolenthousiast. Voor het slapen gaan een nieuw blokje erop en de luchtschuif dicht, zodat ie de volgende ochtend het vuur weer herstart door de schuif te openen. De massa van de kachel zorgt voor een aangename temperatuur gedurende de nacht. Centraal europa wist dit natuurlijk allang en dus wordt zo’n ding meestal aangeduid als een Oostenrijkse kachel (of Zwitsers, naar gelang waar u skiet). Met enig verdriet en met veel rugklachten hebben we de openhaard gesloopt en verwijderd. Nu wisten wij zeer zeker dat we dat vehikel ook met z’n tweeën hebben geplaatst. Dus er waren 2 mogelijkheden of A: een haard wordt veel zwaarder als er een paar jaar in gestookt is, of B: we worden oud.
Een indruk van onze klus annex vakantietijd? Je lakt eens wat en dat moet dan 24 uur drogen, maar uitharden gaat beter in 48 uur. Dat betekent een dag klussen en een dag vrij. Alle tijd voor ontdekkingstochten door de Marche op zoek naar de pareltjes die deze regio herbergt. Een paar voorbeelden?
Stel je houdt van vis, en dan bedoelen we Verse Vis (jaja die hoofdletters kun je letterlijk nemen). Ga dan eens naar de haven van Fano. Daar tref je Pesceazzuro, een coöperatief visrestaurant van de plaatselijke vissers. Je loopt door een draaihek een hal binnen waar waarschijnlijk de visafslag heeft gezeten. Deze staat vol met formica tafels, plastic stoelen en er is een rij van mensen voor een afhaalbuffet, die plastic bordjes en bestek op een dienblad leggen. Je bent even geneigd om rechtsomkeer te maken. Maarrr…. er zitten minstens 400 Italianen te eten en dat kan maar 1 ding betekenen, smullen! Er is geen menukaart, maar het is een viergangendiner waarmee je kunt variëren door gerechten weg te laten, maar zo’n systeem kom je in de beste agriturismi tegen. Dus, hup in de rij en gesmuld van het dagmenu: Gefrituurde octopusjes en inktvisringen met schijfjes citroen, een risotto met visbouillon, polenta met vongole en mosselen, salade met gemarineerde ansjovis en natuurlijk een halfje water en een goed glas Verdicchio.. Dit alles voor 11 euro. Een volgende keer nemen we wel ons eigen bestek mee.
Le Marche kent veel ambachtelijke producenten, kleding, schoenen, tassen, hier wonen en werken tanti bravi. En ook als het om eten en drinken gaat, raak je niet uitgekeken en geproefd. Heeft u wel eens gehoord van olijvenlikeur? Nee, het is helemaal niet gek als je antwoord nee moet zijn. Er is maar 1 producent van dit goedje in de wereld en natuurlijk zit die in de Marche. Hij maakt het drankje niet van de vrucht maar van de blaadjes, van biologische olijvenbomen en – naar keuze – op basis van alcohol gestookt van biologisch graan. Hartstikke gecertificeerd drankje! Op zoek naar de producent, wijst een gelikte website ons het adres en als we na 2 uur rijden en zoeken aankomen, staan we in een olijvengaard met enkel een schuur. Niemand. Dan maar gebeld en al aan de telefoon begint Guilano Berloni een enthousiaste verhandeling, en wat zou hij het ons toch graag laten proeven (en kopen natuurlijk) maar hij kan niet komen want hij heeft geen auto. “Zal ik u komen halen? Jahoor graag” en dus komen we toch nog tot zaken. Na een korte rondleiding en een proeverij-tje, en zeer nadrukkelijk niet het recept, kunnen we je verzekeren dat het hier om een heerlijkheid gaat die nog niet eens zo gek geprijsd is.
Net zo uniek en ook uit onze regio, ietsje kostbaarder, maar ook met een prachtig verhaal is de passito affumicato. Dit is een gerookte dessertwijn, gemaakt van ingedroogde druiven. Het verhaal, ons verteld door Antonio Baffioni, begint enkele honderden jaren terug. Daar waar de rijke herenboeren hun druiven op zolder of in schuren konden laten drogen, hadden de boeren in de arme streek rond Urbino niet de luxe van dit soort extra ruimtes. Om toch een passito te kunnen maken hingen ze hun druiven te drogen aan het plafond van de keuken annex zitkamer. Hier werd de open haard gestookt en er sloeg regelmatig rook de kamer in (duidelijk geen streek van tegelkachels). De rokerige ruimte bleek een extra aroma te geven aan de gedroogde druiven en dus de wijn. We krijgen van Antonio een rondleiding en daar zien we het oorspronkelijk boerenhuisje vol hangen met trossen druiven en nog steeds een groot haardvuur branden. Als je na gaat dat het drogen 5 maanden duurt, het sap na gisting nog een jaar of 5 op hout gaat en dan nog even moet rusten op de fles (men verkoopt nu 2004) begrijpt u waarschijnlijk dat dit drankje om speciale gelegenheden vraagt. Dat is maar beter ook want de wereld moet het doen met 6000 flessen per jaar waarvan een Londense professor er standaard 5 dozen besteld. Wij hebben er nu ook een, want ons 5 jarig lustrum in Italië is aanstaande.
Morgen is het San Martino, gaan we de nieuwe wijn proeven en geroosterde kastanjes knagen op het plein. Aanschuiven bij de dorpsgenoten die mopperen over het bezuinigingspakket van 60 miljard en verhandelen over het vertrek van Silvio Berlusconi.
Viva Italia!